Zet de verzekeringsarts in zijn kracht!
maandag 29 augustus 2022Op 26 augustus 2022 is de brief van Minister van Gennip “Aanpak mismatch sociaal-medisch beoordelen en hardheden WIA” naar de kamer uitgegaan. Deze brief is het directe vervolg op de brief van Minister Koolmees van 9 april 2021 waarover we eerder communiceerden naar jullie, ook middels een nieuwsbrief. De brief van de Minister is de resultante van veel overleg tussen het Ministerie van SZW en UWV en anderen, waar ook de NVVG veel tijd in heeft gestoken. Het accent daarbij lag en ligt op de zogenaamde mismatch tussen gevraagde en beschikbare capaciteit aan beoordelingen door verzekeringsartsen. In de brief worden opvattingen geventileerd en maatregelen voorgesteld waarmee wij het soms wel maar soms ook helemaal niet eens zijn. In deze nieuwsbrief NVVG brengen we de leden op de hoogte van het verloop van de gesprekken en van de voor ons belangrijkste punten uit de brief van de Minister. Voor de NVVG heeft de kwaliteit van de beoordelingen samen met de verantwoordelijkheid van de verzekeringsarts centraal gestaan. Op korte termijn is een evaluatie van de SMC’s te verwachten en ook andere maatregelen worden binnen UWV voorbereid waarbij de NVVG dezelfde aspecten hoopt te bewaken. Bij de najaarsledenvergadering meer hierover! |
Algemene opmerkingen ten aanzien van de brief van de Minister en de procesgang. We zijn nu ruim een jaar verder waarbij we nog steeds met een kleine club mensen vanuit de NVVG veel overleg voeren met SZW en UWV en aan veel stukken meeschrijven. Ook de NVVG ziet het tekort aan inzetbare capaciteit als een groot probleem, al meer dan 20 jaar! We zijn in de overleggen constructief maar zeker ook kritisch met speciale aandacht voor de kwaliteit van ons werk en voor de verantwoordelijkheid van de verzekeringsarts. In april dit jaar heeft na een intensief traject een werkgroep van de NVVG een mooie “Handreiking Taakdelegatie voor de Verzekeringsarts” in het publieke domein. Deze handreiking voor het publieke domein vraagt nog wel om nadere implementatie binnen UWV waartoe aanbevelingen door het NVVG-bestuur zijn vastgesteld en gecommuniceerd naar het UWV en SZW. Als NVVG-delegatie zien wij dat er wel heel veel beoordelingen van verzekeringsartsen worden gevraagd; niet allemaal even zinvol en vanuit de participatiegedachte soms weinig effectief en vaak ook erg inefficiënt. Denk aan de oeverloze stroom herbeoordelingen in het kader van duurzaamheid (IVA) vanuit voornamelijk financiële prikkels die verzekeringsartsen binnen UWV wettelijk en zelfs zonder deugdelijke motivering dienen uit te voeren. Voor een uitgebreide (historische) beschouwing hierover verwijzen we jullie naar het recente artikel in Medisch Contact van de hand van Wout de Boer en Rob Kok. De NVVG vindt dat de verzekeringsarts daadwerkelijk zeggenschap moet krijgen over de randvoorwaarden en invulling van het eigen werk. Of dit bewerkstelligd kan worden via duale aansturing binnen het UWV of dat dit anders georganiseerd dient te worden, zal de toekomst uitwijzen. De Minister kijkt voor de korte termijn vooral naar het UWV voor oplossingen voor het verzekeringsartsencapaciteitsprobleem. Hierbij is het grote gevaar dat managers binnen UWV meer en meer gaan bepalen hoe verzekeringsartsen dienen te werken. In dat kader zijn de aanvullende maatregelen van UWV, die op het allerlaatste moment in de brief van de Minister verschenen en niet eerder met ons waren afgestemd, daar soms ook exemplarisch voor. Onder de druk van de grote achterstanden werden alle mogelijke voorstellen ingebracht, niet gehinderd door enige kennis van hoe het werkt in de verzekeringsgeneeskundige praktijk/op de werkvloer. Tenenkrommend soms, en de NVVG maar uitleggen. Gelukkig slaagde de NVVG er vaak wel in om begrip te krijgen voor onze visie en standpunten bij de mensen aan de overlegtafels. Bij de Minister lijkt dit nog niet gelukt zo imponeert het althans. In lijn met haar opmerkingen in het commissiedebat Uitvoering sociale zekerheid april jl schrijft zij nu in de brief dat “Waar een verzekeringsarts 20 jaar geleden – ten tijde van de WAO – in ongeveer 2 uur een claimbeoordeling deed, is dat inmiddels opgelopen tot ruim 5 uur”. Dit wordt ook nog eens geïllustreerd in een figuur waarvan de NVVG niet weet hoe dit is berekend. En zonder nadere toelichting over deze veronderstelde vertraging bij de verzekeringsarts gaat dit naar zwartepieten. De ‘mismatch’ vraagt om verschillende aanpakken gericht op de onderliggende factoren en niet om wijzen naar de verzekeringsarts. De NVVG vindt het niet chique van de Minister dat de NVVG dit één dag voor versturen van de brief naar de kamer pas onder ogen krijgt. En dat notabene net na een overleg waarin SZW, UWV en NVVG plechtig instemden elkaar tijdig te zullen betrekken. De maatregelen in de brief van de Minister vormen een allegaartje van ons inziens zinvolle en minder zinvolle acties welke deels veel uitkeringsgeld gaan kosten en soms de inzet van de verzekeringsarts gevaarlijk marginaliseren. |
We gaan kort in op de in de brief genoemde maatregelen die ons (werk) het meeste raken. We geven het door ons ingenomen standpunt telkens weer. We volgen de indeling en volgorde van de brief van de Minister. Allereerst noemt de Minister de al lopende maatregelen (paragraaf 2):Omslag naar regiemodel voor sociaal-medische dienstverlening.Wij hebben vanaf het begin gepleit voor de regierol van de verzekeringsarts. De verzekeringsarts heeft in die rol de verantwoordelijkheid voor begeleiding en beoordeling van zieke werknemers. Daarbij wordt hij allereerst ondersteund door administratief medewerkers en waar mogelijk én op indicatie van de verzekeringsarts ook door taakgedelegeerden. Of dit ook daadwerkelijk plaatsvindt in de diverse SMC’s en of dit past binnen de kaders van de inmiddels tot stand gekomen handreiking Taakdelegatie hebben wij ondanks nadrukkelijk verzoek en onze inzet in meedenken hoe dit vorm te geven nog niet bevestigd gezien in (evaluatie)onderzoek. De NVVG is geen voorstander van een verdere landelijke uitrol zonder deugdelijk onderzoek. Risico bij taakdelegatie is dat de beoordeling door de verzekeringsarts wordt gemarginaliseerd. Dat zou tenminste moeten worden gemonitord en eventueel worden tegengegaan. Van zulk onderzoek is echter geen sprake momenteel. Daarmee loopt de verzekeringsarts het risico over een paar jaar verantwoordelijk te worden gehouden voor een ongebreidelde toename van instroom in de WIA. Effectievere inzet van de verzekeringsarts in de Ziektewet.Ook voor deze maatregel geldt dat het basisidee goed is, maar dat we eind 2022 de evaluatie dienen af te wachten. We hoeven ons niet rijk te rekenen gezien de al jarenlange lagere prioritering van de ZW-beoordelingen en daarmee inzet van verzekeringsartsen. Vervolgens noemt de Minister de aanvullende kortetermijnmaatregelen die UWV neemt binnen de wettelijke kaders (paragraaf 3A en bijlage 1): A1. Sterkere inzet op de arbodienstverlening van UWV in de Ziektewet.Dit onderschrijven wij volledig maar daarmee wordt naar onze inschatting weinig winst aan verzekeringsartsencapaciteit mee bereikt omdat veel van de interventies reeds door anderen dan verzekeringsartsen werden ingezet. A2.Verbetering (proces)claimbeoordeling. Deze maatregel valt uiteen in een aantal submaatregelen die als overeenkomst hebben de niet getoetste onderliggende aanname dat daarmee rapportages/ beoordelingen sneller worden afgerond. Verder is het belangrijk om hier te vermelden dat de NVVG alleen bij de onderdelen b en d betrokken is geweest tot nu toe. a) Verbeterde onderbouwing door aanvragers van WIA-claimbeoordelingen, herbeoordelingen en eerstejaarsziektewetbeoordelingen. Als het goed is zijn de relevante stukken al aangeleverd door de bedrijfsarts of verzekeringsarts in de ZW-arborol. Als dit niet het geval is kan dit door administratieve krachten snel worden geregeld. De NVVG is geen voorstander van een nieuwe “one size fits all” en het op voorhand nodeloos verzamelen van alle beschikbare (medische) informatie. Meer informatie bij het begin van een beoordeling kan een beoordeling soms ook juist verlengen. Als informatie wordt opgevraagd dient dit in ieder geval altijd gericht en met toestemming van de cliënt te worden gedaan; b) Verkorting rapportagetijd Nog los van het feit of korter rapporteren wel sneller is, lijkt het in de praktijk nogal te verschillen waarom er uitgebreid gerapporteerd wordt. Het lijkt ons dus om te beginnen vooral erg zinvol om een goede analyse te maken wat de factoren zijn die maken dat iemand uitgebreid/compact rapporteert, cq er snel/lang over doet om tot een rapportage/beoordeling te komen. Op basis daarvan kun je gericht instrumenten ontwikkelen; c) Procesoptimalisatie Wij zijn benieuw naar de resultaten van de procesoptimalisatie (door Ernst & Young toch?) maar zijn vooral verbaasd dat wij hier (nog) niet bij betrokken zijn; d) Eigen inbreng client. Dit heeft nu vorm gekregen in een aandachtspuntenlijst voor de cliënt die in een pilot beproefd zal worden waarbij er ook gekeken dient te worden of er geen ongewenste effecten vanuit gaan, zoals meer werk voor de curatieve collega’s of erger nog, opwerpen van een drempel bij cliënten om alles vrijuit te vertellen bij hun behandelaar. A3. Tijdige uitvoering RIV-toets. Het lijkt ons prima als de door Corona opgelopen achterstanden in dit kader worden gerepareerd. We hebben niet de verwachting dat het veel zal doen op de verzekeringsartsencapaciteit. A4. Ziekmelding vanuit de WW. Het heen en weer schuiven van mensen van werkbedrijf naar SMZ en vice versa is onze leden al jaren een doorn in het oog. Hopelijk doorbreekt deze maatregel dat. Of dit veel verzekeringsartsencapaciteit bespaart, is maar nog de vraag. A5. Proactief klantcontact. De NVVG is benieuwd wat dit zou kunnen opleveren aan verzekeringsartsencapaciteit, maar alles wat de cliënt helpt om gerichter en beter een WIA-aanvraag te doen is wenselijk uiteraard. Dan de tijdelijke kortetermijnmaatregelen vanuit SZW voor een gerichtere inzet van de verzekeringsarts (ikv buitenwettelijk begunstigden beleid; paragraaf 3B) B1.Vereenvoudigde WIA-claimbeoordeling zonder inzet verzekeringsarts De NVVG is hiervan geen voorstander omdat het uitgangspunt moet zijn ‘participatie waar het kan, uitkering waar het moet’. Het tijdelijk voorrang verlenen aan die mensen die het meeste kans hebben om weer aan de slag te komen dan wel te blijven, vindt de NVVG acceptabel, mits gewaarborgd is dat iedereen die beoordeeld wil worden, dat ook wordt. B2. Geen herbeoordeling voor mensen met duurzaam geen arbeidsvermogen die toch gaan werken: hier zijn wij ten principale niet tegen mede gezien de hierboven geschetste redenen maar we vragen ons wel af door wie en hoe dan het arbeidsvermogen wordt vastgesteld wanneer er nog niet daadwerkelijk werk is waarin iemand werkt. Wordt dit trial and error? 3C Verlenging tijdelijke maatregel voorschotten (paragraaf 3C) Hierover heeft de NVVG vanuit inhoud en kwaliteit weinig op te merken. Beter dit in ieder geval dan dat mensen ook nog eens in de financiële problemen komen door de achterstanden bij het UWV. Hier de maatregelen op de middellange termijn die de Minister schetst en waarvoor wetswijziging nodig is: Opties uit rapport Gupta (paragraaf 4.1) 1. Laten vervallen van het duurzaamheidscriterium en afschaffen van de IVA. De NVVG is een groot voorstander om in ieder geval de perverse financiële prikkel uit het systeem te halen die zorgt voor veel niet gemotiveerde herbeoordelingen zonder deugdelijke motivering. Maar deze wordt nu ondergebracht bij de commissie voor de lange termijn maatregelen, helaas. 2. Na 5 jaar volledige arbeidsongeschiktheid (WGA 80-100) duurzaamheid aannemen (aanpassen duurzaamheidscriterium) De NVVG is juist bij de huidige achterstanden terughoudend om hierin mee te gaan; er zou in ieder geval na 5 jaar min of meer sprake dienen te zijn van een medische eindtoestand, die ook is vastgesteld door een verzekeringsarts. Wij vrezen voor de situatie dat cliënten zonder ooit daadwerkelijk beoordeeld te zijn door een verzekeringsarts na 5 jaar automatisch een IVA krijgen. 3. Voor mensen die werken wordt alleen op basis van feitelijke verdiensten een schatting gemaakt van hun arbeidsongeschiktheidspercentage, en niet ook op basis van een theoretische schatting. De NVVG hecht eraan te zeggen dat dit zeker een toename van instroom in de WIA dan wel hogere uitkeringen tot gevolg zal hebben omdat de praktijk is dat de theoretische schattingen vaak hoger liggen. Maar deze beslissing ligt eerst en vooral bij beleidsmakers en politiek. Samenwerking met de curatieve sector (paragraaf 4.2): Het zou kunnen helpen als er nadere samenwerking komt, wat wij eerder ook al vanuit de kwaliteitstafel hebben bepleit. Arbeid zou ook op het netvlies van een behandelaar dienen te staan als dit in het gedrang komt door ziekte van zijn of haar patiënt dan wel andersom als arbeid een negatieve invloed op de gezondheid heeft. Maar laten we dit niet imperatief proberen op te leggen. Ook de curatieve collega’s loopt het werk nu soms over de schoenen. Verder schetst de minister voor de lange termijn dat er een commissie komt met een ambitieuze opdracht voor een mogelijk nieuw stelsel (paragraaf 5.1). De NVVG heeft meermaals aangeven dat het ons verstandig lijkt om daarbij ook een representatieve vertegenwoordiging van de beroepsgroep te laten aansluiten. Het is voor elke inrichting van een (nieuw) stelsel essentieel dat het perspectief van de (medisch) professionals op de werkvloer wordt meegenomen. Die moeten er mee werken en weten uiteindelijk als geen ander hoe het stelsel wel of niet goed uitpakt voor cliënten en het collectief. De NVVG hoopt dat er geleerd wordt van recente voorbeelden in de uitvoering waar dit apert mis is gegaan. Ter afsluiting: Veel van de bovengenoemde maatregelen zijn in het verleden al eerder voorgesteld of geprobeerd. Gaan ze nu wel echt doorgevoerd worden en effect hebben is de vraag? Probleem is dat een scherp zicht ontbreekt op waar precies de efficiency tekortschiet; dat is sterk wisselend per verzekeringsarts of per team en dat maakt het erg moeilijk om van maatregelen in te schatten of ze het gewenste effect (zullen) hebben. We moeten opletten of het takenpakket van de verzekeringsarts niet wordt uitgehold en het werk als verzekeringsarts bij het UWV steeds minder interessant wordt. Als (jonge) collega’s hun heil elders gaan zoeken raken we in een vicieuze cirkel. Veel maatregelen gaan zeer waarschijnlijk een hogere instroom in de WIA teweegbrengen waarmee ook onnodig veel arbeidspotentieel verloren zou gaan wat wij ons in Nederland helemaal niet kunnen veroorloven. Het risico is vervolgens dat het stelsel onbetaalbaar dreigt te worden en we naar een ander stelsel moeten over stappen waarbij dan wellicht weer een verdere versobering van de arbeidsongeschiktheidsregeling zal plaatsvinden, zoals ook bij overgang WAO naar WIA plaatsvond. Kortom: een oproep aan SZW en UWV om er met elkaar voor te waken niet het kind met het badwater weg te gooien de komende jaren. Zet de verzekeringsarts in zijn kracht! Als jullie nog vragen of opmerkingen hebben naar aanleiding van deze toelichting en/of de brief van de Minister, stel ze vooral via secretariaat@nvvg.nl. Uiteraard is er op de komende ALV d.d. 6 oktober ook alle gelegenheid tot het stellen van vragen of voeren van discussie, waarvan akte. |